Begroting 2020

Inleiding

1. Inleiding

1.1  Algemeen
Ondanks een dalende economische groei[1] gaat het goed in Nederland. Voor 2019 en 2020 wordt de groei op respectievelijk 1,7% en 1,5% geprognosticeerd. Er blijft hierdoor sprake van een snelle werkgelegenheidsgroei én meer vacatures. Als gevolg hiervan houdt de krapte op de arbeidsmarkt aan. De koopkrachtontwikkeling blijft voor alle huishoudens positief (gemiddeld 1,2%). Tot slot is in de juniraming 2019 van het Centraal Planbureau (CPB) te lezen dat het overschot, in lijn met 2018, op de overheidsbegroting aan houdt.

Over het algemeen geldt: ‘als het goed gaat in Nederland gaat het goed in Houten’. Deels is dat nu ook zo. Aan de ontwikkelingen op de woningmarkt (bestaande en nieuwbouw) is te zien dat mensen nog steeds graag in Houten wonen. Het gevolg hiervan is dat we verwachten dat de woonbehoefte uit de woonvisie 2016-2025 eerder dan in 2025 kan worden gerealiseerd. Ondanks deze versnelling blijft er sprake van een tekort aan verschillende woningentypen in uiteenlopende sectoren. Met de Stedenbouwkundige Verkenning is in beeld gebracht wat de kwaliteiten en uitdagingen van Houten zijn en waar mogelijkheden liggen voor uitbreiding van de woningbouw. Daarnaast is Houten onderdeel van een sterk groeiende regio met een woningbehoefte van meer dan 100.000 woningen tot 2040. Het is de ambitie van het college om tot 2040 4.300-5.300 woningen te realiseren. Waar en hoe dit kan worden gerealiseerd wordt uitgewerkt in de Ruimtelijke Koers Houten (Stedenbouwkundige Visie en Ruimtelijke Strategie).

Tot zover het goede nieuws, want ondanks de positieve berichten van het CPB en de voortgang van Ruimtelijke Agenda in Houten is er sprake van financiële tekorten in de (meerjaren)begroting. Na forse ombuigingen in de periode 2012-2017 zijn nu weer nieuwe ombuigingen noodzakelijk om Houten financieel gezond te houden. Dit betekent dat de begroting structureel sluitend is én er sprake is van een solide reservepositie.
Het gaat dus goed in Nederland en in Houten en toch moet er door de raad over nieuwe ombuigingen worden besloten. Hiervoor zijn twee belangrijke oorzaken:

  1. Financiële tekorten op jeugdzorg en Wmo

Gemeenten komen in financiële problemen als gevolg van tekorten op jeugdzorg en de verwachte groei van aanvragen voor Wmo-voorzieningen door de toepassing van de Algemene Maatregel van Bestuur ‘reële prijs’ en de invoering van het Wmo-abonnementstarief. In alle gevallen is er sprake van onvoldoende structurele compensatie door het kabinet. Om de uitgaven in het sociaal domein beter te beheersen zijn wij ook in gesprek met de visitatiecommissie van de VNG. Doel hiervan is meer grip en sturing te krijgen op de uitgaven in het sociaal domein.

  1. Lagere algemene uitkering

Een belangrijke oorzaak voor de aanhoudende overschotten op de overheidsbegroting is dat het kabinet haar ambities in de begroting niet realiseert en daardoor minder uitgeeft dan begroot. Als gevolg hiervan krijgen gemeenten een lagere algemene uitkering.

In de perspectiefnota 2020 is duidelijk geworden dat er langs twee lijnen ombuigingsmaatregelen moet worden uitgewerkt. Op de beleidsterreinen jeugdzorg en Wmo om de stijgende kosten te beperken. Op andere beleidsterreinen om tot een structureel sluitende (meerjaren)begroting te komen én ruimte te creëren voor nieuw beleid om de ambities uit het collegeprogramma 2018-2022 te realiseren. In de paragraaf Ombuigingen is dit verder uitgewerkt.

Om Houten financieel gezond te houden is naast een structureel sluitende begroting ook een solide reservepositie van belang. Bij de besluitvorming over de perspectiefnota 2020 heeft de raad ingestemd met een omvang van de beklemde algemene reserve op basis van een meerjarige solvabiliteitswaarde van minimaal 20%. Tijdens het debat over de perspectiefnota bleek er in de raad verschil van mening te zijn over de gewenste werking (doel en omvang) van de beklemde algemene reserve. Wij hebben toen toegezegd om op een apart moment hierover met de raad in gesprek te gaan. Dit gesprek heeft op 16 september 2019 plaatsgevonden.

Naast de financiële problematiek zijn we in 2018 en 2019 voortvarend aan de slag gegaan met de uitvoering van ons collegeprogramma 2018-2022 ‘duurzaam, ondernemend en dichtbij’. Bij de realisatie van het collegeprogramma streven we naar een:

  • duurzaam en groen Houten;
  • met ruimte voor experimenten en eigen initiatieven;
  • waar we omzien naar elkaar;
  • een Houten waar het goed toeven is;
  • en blijft voor onszelf, voor nieuwe inwoners en voor toekomstige generaties.

In 2019-2020 worden de effecten van de uitvoering van het collegeprogramma 2018-2022 steeds beter zichtbaar. In hoofdstuk 2 zijn de belangrijkste ontwikkelingen voor 2020 beschreven.
Zoals bij de behandeling van de perspectiefnota 2020 toegezegd rapporteren wij volgend jaar, halverwege onze bestuursperiode, in de perspectiefnota 2021 integraal over de voortgang van de ambities uit het collegeprogramma ‘duurzaam, ondernemend en dichtbij’.

1.2  Prognose begroting 2020 en meerjarenbegroting 2021-2023
In de begroting 2020 is een pakket aan ombuigingsvoorstellen uitgewerkt op basis waarvan de prognose van de begroting 2020 en de meerjarenbegroting 2021-2023 structureel sluitend is. De omvang van de ombuigingsvoorstellen (jeugdhulp, Wmo en overige) loopt op van circa € 2,1 miljoen in 2020 tot circa € 2,3 miljoen in 2023. Door meer om te buigen dan financieel gezien strikt noodzakelijk is ontstaat er ruimte voor structureel nieuw beleid en/of om structurele financiële risico’s af te dekken.
[1] Bron: Juniraming 2019 van het Centraal Planbureau (CPB).

Tabel: prognose begroting 2020 en meerjarenbegroting 2021-2023

bedragen x € 1.000

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

Prognose begroting 2020 en meerjarenbegroting 2021-2023
(exclusief onttrekking aan beklemde algemene reserve)

-610

-659

-469

287

Onttrekking aan beklemde algemene reserve

1.213

1.231

975

Prognose begroting 2020 en
meerjarenbegroting 2021-2023 (resultaat) [1]

603

572

506

287

Met de onderbouwing van de prognose van de begroting 2020 en de meerjarenbegroting 2021-2023 wordt voldaan aan de criteria van en aanvullende maatwerk-afspraken met de toezichthouder (provincie Utrecht) om voor repressief (terughoudend) toezicht in aanmerking te komen.

De prognose van de begroting 2020 en meerjarenbegroting 2021-2023 wordt in hoofdstuk 3 van dit algemeen bestuurlijk perspectief toegelicht.

[1] Resultaat betekent: resultaat na toevoegingen en onttrekkingen aan (bestemmings)reserves.

ga terug