Begroting 2020

Toelichting begroting 2020 en meerjarenbegroting 2021-2023

3.1   Raadsbesluit perspectiefnota 2020

Op 18 juli 2019 heeft de raad besloten:

  1. De perspectiefnota 2020 als beleids- en financieel kader vast te stellen en daarmee in te stemmen met:
    1. de ombuigingsvoorstellen voor jeugdzorg en Wmo en de bijbehorende besluiten, welke in totaliteit moeten worden beschouwd als taakstellend en in voorbereiding op de begroting als afzonderlijke voorstellen verder dienen te worden uitgewerkt;
    2. de verwerking van de financiële effecten in de (meerjaren)begroting 2020-2023;
    3. een omvang van de beklemde algemene reserve op basis van een meerjarige solvabiliteitswaarde van minimaal 20%;
    4. een onttrekking aan de beklemde algemene reserve van € 3.419.000 om het incidentele nadelige financiële effect van de stelselwijziging van het Btw-compensatiefonds (BCF) af te dekken;
    5. de begrotingsrichtlijnen 2020.

2.   De opdracht aan het college te geven om aanvullende ombuigingsmaatregelen uit te werken voor een structureel bedrag van € 500.000 in 2020 oplopend tot € 1.500.000 vanaf 2022.

Dit laatste om de begroting weer structureel in evenwicht te laten zijn.

3.2   Ombuigingsvoorstellen

Op basis van de besluitvorming over de perspectiefnota 2020 zijn ombuigingsvoorstellen uitgewerkt. Door deze ombuigingsvoorstellen is de begroting structureel en reëel in evenwicht. In de tabel hieronder zijn de totalen per thema weergegeven. In de paragraaf Ombuigingen zijn de nader uitgewerkte voorstellen opgenomen.

Tabel: ombuigingsvoorstellen

bedragen x € 1.000

Thema

2020

2021

2022

2023

Jeugdhulp

1.050

1.100

1.150

1.200

Wmo

255

255

322

335

Totaal jeugdhulp en Wmo

1.305

1.355

1.472

1.535

Beheer  openbare ruimte

150

150

150

150

Beheer en onderhoud accommodaties

100

111

111

111

Uitgaande subsidies

109

109

109

109

Lokale belastingen en heffingen

134

134

134

134

Dienstverlening

27

27

27

27

Organisatieontwikkeling

73

73

73

73

Overige budgetanpassingen

209

209

209

209

Totaal overige ombuigingen

802

813

813

813

Totaal ombuigingsvoorstellen

2.107

2.168

2.285

2.348

3.3   Financiële ontwikkelingen na vaststelling van de perspectiefnota 2020

De financiële ontwikkelingen na vaststelling van de perspectiefnota 2020 door de raad hebben een positief effect op de prognose van de begroting 2020 en de meerjarenbegroting 2021-2023.

Tabel: prognose begroting 2020 + meerjarenbegroting 2021-2023

bedragen x € 1.000

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

Indicatie financieel meerjarenperspectief 2020-2023
(op basis van perspectiefnota 2020, exclusief onttrekking aan beklemde reserve en ombuigingsvoorstellen)

-2.853

-3.336

-3.905

-3.280

Onttrekking beklemde algemene reserve

1.213

1.231

975

Structurele doorwerking compensatie van het kabinet voor gestegen kosten jeugdhulp

767

767

Ombuigingsvoorstellen: jeugdhulp en Wmo

1.305

1.355

1.472

1.535

Ombuigingsvoorstellen: overige

802

813

813

813

Overige ontwikkelingen na vaststelling van de perspectiefnota 2020:

  • Kapitaallasten toekomstige onderwijsaccommodaties in HoutenNoord-West

365

  • Renteontwikkelingen

249

240

240

  • Uitwerking begrotingsrichtlijnen

18

17

29

62

  • Actualisatie stelposten

99

-142

-31

-3

  • Diversen

19

20

146

153

Prognose begroting 2020 en
meerjarenbegroting 2021-2023 (resultaat) [1]

603

572

506

287

Hieronder worden de belangrijkste posten nader toegelicht.

  • Onttrekking beklemde algemene reserve

De stelselwijziging met betrekking tot de verwerking van de zogeheten voorschotregeling bij het Btw-Compensatiefonds (BCF) heeft voor de gemeente Houten een negatief financieel effect. Bij de perspectiefnota 2020 heeft de raad besloten dit negatieve effect af te dekken uit de beklemde algemene reserve.

  • Structurele doorwerking compensatie van het kabinet voor gestegen kosten jeugdhulp

In de meicirculaire 2019 heeft het kabinet voor de periode 2019-2021 extra middelen beschikbaar gesteld om gemeenten deels te compenseren voor de gestegen kosten voor jeugdhulp. Aanvullend onderzoek wordt verricht om te kunnen bepalen of, en zo ja in welke mate, gemeenten structureel extra middelen nodig hebben. In 2021 zijn nieuwe Tweede Kamerverkiezingen. Afgesproken is dat het nieuwe kabinet, op basis van het aanvullende onderzoek bepaalt of en zo ja hoeveel structurele compensatie voor gemeenten noodzakelijk is om op een adequate wijze uitvoering te kunnen geven aan haar taken op het gebied van jeugdhulp.

In juli 2019 is door het ministerie van BzK en VNG, in overleg met een afvaardiging van provinciale toezichthouders, een aanvullende richtlijn gepubliceerd, te weten:

  1. De extra middelen jeugdzorg voor de jaren 2019 tot en met 2021, die onderdeel uitmaken van de algemene uitkering, worden als structureel dekkingsmiddel aangemerkt.
  2. Voor de jaren 2022 en 2023 kan door de gemeente een stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ geraamd worden: per gemeente naar rato van de € 300 miljoen (in 2021).
  3. Deze stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ kan als structureel opgenomen worden.
  4. Voorwaarde is dat daarnaast de gemeente tevens zelf maatregelen neemt in het kader van de transformatie rondom jeugdzorg en ggz mede gericht op beheersing van de kosten. Gemeenten spelen immers zelf ook een actieve rol in de transformatie en daarmee ook in het kunnen beperken van de uitgaven.

De gedeputeerde van de provincie Utrecht die verantwoordelijk is voor financieel toezicht heeft ingestemd met deze richtlijn onder voorwaarde dat een gemeente die een stelpost opneemt deze als risico benoemd in haar risicoparagraaf en meeweegt in de berekening van het weerstandsvermogen.

Aangezien bij het opstellen van deze begroting aan de gestelde voorwaarde is voldaan zijn deze middelen structureel, ten gunste van het beleidsterrein jeugdhulp, vanaf 2022 in de begroting verwerkt. Daarnaast is het risico van het eventueel niet structureel voortzetten vanaf 2022 in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing opgenomen.

  • Ombuigingsvoorstellen: jeugdhulp en Wmo

In de perspectiefnota 2020 zijn ombuigingsvoorstellen opgenomen voor circa € 1,3 miljoen in 2020 oplopend tot circa € 2,1 miljoen in 2023. De raad heeft bij de perspectiefnota bij amendement 029-2019 besloten ‘de ombuigingsvoorstellen (PN2020-bijlage 1) en de bijbehorende besluiten 1.1 tot en met 14.1, welke in totaliteit moeten worden beschouwd als taakstellend en in voorbereiding op de begroting als afzonderlijke voorstellen verder dienen te worden uitgewerkt’.
De herijking van deze ombuigingsvoorstellen is uitgewerkt in de paragraaf Ombuigingen begroting 2020.
Het uiteindelijk voorgestelde ombuigingsvolume op jeugdhulp en Wmo is circa € 1,3 miljoen in 2020 oplopend tot circa € 1,5 miljoen in 2023. Dit is lager dan in de perspectiefnota 2020 voorzien. Echter door het structureel begroten van de gedeeltelijke compensatie van het kabinet voor de gestegen kosten van jeugdhulp is het bedrag naar beneden bijgesteld.

  • Ombuigingsvoorstellen: overige

In deze begroting is voor circa € 0,8 miljoen aan overige ombuigingsvoorstellen opgenomen. Deze ombuigingen hebben geen betrekking op de beleidsterreinen jeugdhulp en Wmo.
De overige ombuigingen zijn noodzakelijk om de meerjarenbegroting structureel en reëel in evenwicht te laten zijn.
In de paragraaf Ombuigingen zijn deze ombuigingsvoorstellen gedetailleerd uitgewerkt.

  • Kapitaallasten toekomstige onderwijsaccommodaties Houten Noord-West

Op 28 mei 2019 heeft de raad in het kader van de uitwerking van het Integraal Huisvestingsplan 2016-2020 voorbereidingskredieten beschikbaar gesteld in de aanloop naar definitieve besluitvorming over de toekomstige huisvesting van de fusieschool Klavertje Vier/De Brug, de Montessorischool en de Van Harte School. De drie projecten bevinden zich nu op verschillende punten in het proces dat moet leiden tot oplevering van de vernieuwde onderwijshuisvesting. Op korte termijn is besluitvorming over de definitieve investering niet realistisch. Verwacht wordt dat de huisvesting van de fusieschool Klavertje Vier/De Brug als eerste aan bod komt (medio 2020). In 2020 zal dan ook geen oplevering van één van de projecten plaatsvinden. Daarom kunnen de geraamde kapitaallasten (€ 365.000) voor 2021 incidenteel vrijvallen.

  • Renteontwikkelingen

De rente op de geld- en kapitaalmarkt is en blijft laag. Op 12 september 2019 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) de depositorente weer verder verlaagd van -0,4% naar -0,5%. Dit om de afzwakkende Europese economie te stimuleren. Enkele jaren terug was het de verwachting dat de rente binnen afzienbare tijd weer zou gaan stijgen. Daarom is toen een reservering opgenomen van 1% van de totale financieringsbehoefte bovenop de omslagrente van 1,5%. Gezien de ontwikkeling op de geld- en kapitaalmarkt én de noodzaak tot ombuigingen om de begroting structureel in evenwicht te houden wordt voorgesteld om deze reservering (circa € 240.000) vanaf 2021 vrij te laten vallen. In de perspectiefnota is dit al voor 2020 gedaan.

[1] Resultaat betekent: resultaat na toevoegingen en onttrekkingen aan (bestemmings)reserves.

ga terug